zondag 10 mei 2009

uit DE GIDS van 1879

[…] Eene dringende noodwendigheid is een raad van soci'etaires. Er moeten leden zijn van, acteurs bij een tooneelgezelschap. De leden hebben regt van medespreken en deelen in de winsten. Er moet niet over, tegen en buiten hen over hen kunnen worden beschikt. Er moeten er eenigen zijn, wier karakter, wier leeftijd, wier verdiensten hen bevoegd maken den bestuurder of welke titel hem ook verleend worde, als een onverantwoordelijk ministerie ter zijde te staan, op welks regtbank de acteurs en zij onderling zich bij eenig verschil of met eenig verzoek hebben te beroepen, tot wien te wenden. Een tooneelkunstenaar, die een engagement teekent, verkoopt zijne ziel niet, legt zijne eigenwaarde en individualiteit niet af; hij is geen Pruissisch soldaat, die gelast, gedrild, gemaatregeld wordt buiten, ja, tegen zijn wil, althans zonder zijne voorkennis, wiens vrijheden hem wispelturig geoctroijeerd, maar hem even wispelturig weder ontnomen kunnen worden; geen krijgsknecht van den hoofdman over honderd, wien gezegd wordt: ga! en hij gaat, kom! en hij komt, doe dat! en hij doet het. Hij is een kunstenaar, dien menigeen begint te vinden, dat, ook maatschappelijk, indien hij het zich in zijn bijzonder leven waardig maakt, beveiligd behoort te wezen tegen verouderde vooroordeelen. Hij heeft verstand van zijn vak, heeft gezigt op zijn bedrijf en belang bij den goeden gang der zaak, waartoe hij behoort. Voorzeker zal het hoofd te doen hebben met een meer dan in eenig kunstvak kitteloorig, eigenzinnig, oproerig, lastig, nijdig, waanwijs volkje, meestal slecht onderwezen en slecht opgevoed. Er zal menige storm in een bierglas opsteken. Hij zij er de Neptunus van, schrome niet de ongebreidelde winden kalm weerstand te bieden; zijn zij de olie in de ziedende baren, bezweere de buijen, susse de opgestoken de hartstogten en sluite de vergadering, van weerszijde tevreden! […]

De Gids, december 1879. J. K- T.