Pompoenen gedijen niet best in arme tuingrond. Om grote volwassen vruchten te telen, moet de grond goed toebereid worden. Zeer aan te bevelen is om tijdig in de herfst op de bestemde plaats een gat te graven van 40 cm breed en diep en dit, indien voorhanden, met houtas te vullen en met gier (vloeimest) te begieten. Waar dit niet of niet tijdig kan plaats hebben, wordt een evengroot gat in het voorjaar met compost gevuld, wat in droge grond zelfs de voorkeur heeft. In klare compostaarde groeien pompoenen uitstekend. Op lage, vochtige grond moet de bestemde plaats met deze mengselmest opgehoogd worden.
Bij gunstig weer legt men tegen halfmei enkele pitten ter plaatse en laat er twee planten van staan, die zo nodig tegen nachtvorst beschermd moeten worden. Men kan ze beter vooral in potten kweken en einde-mei uitplanten. Snoeien, inkorten der scheuten, is slechts dan nodig als de planten de toegewezen ruimte overschrijden. Een warme, zonnige plaats is een vereiste. En ook volop water, liefst dat een dag in de zon gestaan heeft. Bij droogte moet dagelijks flink gegoten worden. Ter verkrijging van zeer grote vruchten, laat men er hoogstens twee aan een plant. Door onder elke vrucht een glasruit of iets dergelijks te leggen, houdt men ze beter schoon en gaaf. Een kenmerk van rijpheid geven de stelen, die dan sterk geribd zijn. Pompoenen kunnen op verschillende wijzen toebereid worden. Men gebruikt de vruchten reeds als ze half volwassen zijn, daar ze anders haar malsheid verliezen. Ze behoren niet tot de fijne vruchten, maar zijn toch, ingelegd in suiker, smakelijk.
bron: Groenten en kruiden uit eigen tuin, samengesteld door Turkenburg's Koninklijke Zaadhandel B.V. jaartal onbekend (vermoedelijk jaren vijftig)