Hoewel het beste concert ooit aan me voorbij gaat vermaak ik me uitstekend met evenementen in de regio. Zo was er deze week een prachtig initiatief in Roodnoot. Melle de Boer (John Dear Mowing Club) en Henk Koorn (Hallo Venray) sloten zich op in de boerderij in Leidsche Rijn, om daar een week lang liedjes te schrijven en op te nemen. Een normaal mens houdt het natuurlijk geen dag vol aan de verderfelijke kant van het kanaal, dus logisch dat vervreemding en heimwee een terugkerende thema’s werden. Vrijdag presenteerde het duo hun splinternieuwe materiaal.
Sfeervollere locaties voor concerten zijn lastig te vinden. Een zaaltje zonder licht, behalve wat kleine lampjes achter de artiesten. Een vos en een lege tequilafles kijken toe vanaf de schouw, een stuk of dertig lo-fi-fielen vanaf houten klapstoeltjes. Alleen de pc in de hoek doet wat af aan het authentieke karakter.
De Boer en Koorn, prachtige namen voor op een boerderij overigens, geven voor ze beginnen een kleine uitleg. Of beter, een verontschuldiging vooraf. Er was door drie dagen opnemen weinig tijd om voor het optreden te oefenen, dus het kan soms wat slordig klinken. Dat blijkt te kloppen. Koorn redt zich aardig, maar De Boer maakt een wat chaotische indruk.
“Wat deed ik ook alweer bij dit nummer?” “Banjo, geloof ik.” De Boer zoekt even naar een plectrum. Dit zijn de momenten waarvoor ik er altijd een paar bij me heb, terwijl ik er amper mee kan spelen. Helaas hebben ze hem al snel teruggevonden. Als De Boer ook zijn biertje terug heeft weten te vinden kunnen ze verder.
Tussen de optredens vertellen ze over hun ervaringen in het weekje op de boerderij. Dat ze moesten vluchten voor een feestje van de ‘paardenmensen’. Naar de Utrechtse Heuvelrug dan maar, want ze hadden gehoord dat het daar mooi was. Dat je dan terecht komt in de met nepboeken gevulde kelder van een McDonalds in ofwel Soest of Zeist leidt natuurlijk alleen maar tot inspiratie.
Af en toe leggen ze het concert stil, soms zelfs midden in een nummer. De capo staat net een fret te laag. Even zoeken naar de juiste akkoorden. Of Koorn probeert een groot vel met songteksten uit te rollen. Het mooiste intermezzo is als De Boer abrupt een even persoonlijk als dramatisch couplet afbreekt om uit te leggen waarom hij voor het woord ‘teddy bear’ heeft gekozen. ‘Cuddle animal’ bekte niet zo lekker.
“Misschien is het een leuk idee om iets van de opnames laten horen,” oppert De Boer. De computer in de hoek komt van pas. Helaas duurt het even, want het apparaat gaat soms vanzelf in ‘een soort slaaptoestand’. Ze starten een opname van het nummer dat ze net hebben gespeeld. Zelfde principe als live, het mooie kleine geluid van twee mannen in een oude boerderij. Kleine voetnoot, of we niet te kritisch willen zijn. “Het is nog niet afgemixt, hè.”
In alle knulligheid is het een zeer vermakelijk optreden. Sterker, een komisch duo als dit heb ik in tijden niet gezien. Het is een soort van Dik Voormekaar Show, maar dan met humor. Met Koorn als Ferry de Groot in de rol van aangever en De Boer even rommelig en ongestuurd als André van Duin. Hoe meer het tweetal hun partijen vergeet, hoe meer charme het optreden heeft. Ze mogen alles fout doen. De Boer en Koorn hebben het ideale concert-format gecreëerd.
Belangrijkste blijft natuurlijk de muziek, en ook die laat een positieve indruk achter. De liedjes variëren van aardig bedacht tot heel mooi. Zeer knap, als je bedenkt dat ze een week geleden met lege vellen begonnen. Als ze uiteindelijk drie goede liedjes overhouden mogen ze het van mij al een succesvol project noemen.
bron [foto Jan Rijk]