woensdag 29 februari 2012

lente - etymologie

lente zn. ‘voorjaar, jaargetijde tussen winter en zomer’
Onl. lentin in de samenstelling lentinmanoth ‘lentemaand, maart’ [ca. 1050; CG II-1, 122]; mnl. leinten ‘lente’ [1240; Bern.], ook lente- in de samenstelling lentelec ‘als in de lente’ [1240; Bern.], lentin. somer. heerfst. ende winter [1285; CG II], in dien lenten ‘in de lente’ [1289; CG I], toer onse vrouwen missen der lente ‘op de dag van het Mariafeest in de lente (Maria-Boodschap, 25 maart)’ [1331; MNW wiltganc].
Mnd. lenten; ohd. lenzin, lengizi(n), langez (nhd. dial. Länges, Langis), lenzo ‘voorjaar’ (nhd. Lenz, in de standaardtaal vervangen door Frühling); oe. lencten (ne. Lent ‘vastentijd’). Men voert deze woorden meestal terug op een samenstelling pgm. *langa-tina-, letterlijk ‘lange dagen’: de lente is de periode waarin de dagen langer worden. Voor het eerste lid zie → lang. Pgm. *tina- ‘dag’ komt in het Germaans verder alleen voor in got. sinteins ‘dagelijks’ maar heeft wel diverse Indo-Europese verwanten.
De lente is eigenlijk de periode van de lengende dagen; misschien moet men daarom uitgaan van een afleiding *langat-īn- bij een werkwoord *langat-jan- ‘verlengen, langer worden’. Hoewel *-īn- een frequent achtervoegsel is voor abstracta, hoort bij een werkwoord op *-atjan- echter meestal een abstractum op *-atja- (Krahe/Meid III, 176).
De -g- is in sommige vormen, waaronder de Nederlandse, uitgevallen door assimilatie.
Met het bovengenoemde woord voor ‘dag’ zijn verwant: Latijn -din- in nūndinae ‘weekmarktdag’; Sanskrit dīna- ‘dag’; Litouws dienà ‘dag’; Oudkerkslavisch dĭnĭ ‘dag’ (Russisch den'); Oudiers trēdenus ‘periode van drie dagen’; < pie. *dein-, din-, afleiding van pie. *dei- (IEW 183-187) zoals in Latijn diēs ‘dag’, zie → joviaal, → journaal 1 en → dies.
De oorspr. mnl. vorm was lenten. Periodeaanduidingen komen vaak voor in verbogen vormen, in dit geval (in, enz.) lentene. In een verzwakte vorm lenten kon -en geïnterpreteerd worden als uitgang van de zwakke verbuiging, waardoor een nominatief lente kon ontstaan.


bron

dinsdag 28 februari 2012

donderdag 23 februari 2012

hans heesen krijgt een eigen 'uitdeelkaartje'


Hans Heesen is de aanstichter van
de jaarlijks terugkerende Mei-lezing.
Formaat kaartje 5,5 x 8,5 cm

dinsdag 21 februari 2012

dinsdag 14 februari 2012

www.banksy.co.uk

© = for losers

kopiëren   naäpen grasduinen
sampelen nadoen afschrijven
reproduceren nabootsen overnemen
fascimileren navolgen transcriberen
overschrijven  overtrekken namaken
imiteren simuleren citeren
nabouwen nabauwen

copyleft




















Copyleft is de toepassing van de auteursrechtwetgeving om het publiek de vrijheid te geven om een werk en alle daarvan afgeleide werken te wijzigen en te herdistribueren, en het daarbij onmogelijk te maken het werk of afgeleide werken te herdistribueren onder voorwaarden die die vrijheid beperken. Het woord copyleft kan hierbij gezien worden als een parodie op copyright (het woord right betekent in het Engels naast 'recht' tevens 'rechts', en 'left' verwijst dan naar het tegenovergestelde: links), waarbij men, in de traditionele toepassing, een bepaalde creatie juist afschermt van vrije distributie.
Copyleft zorgt ervoor dat wijzigingen die door anderen worden gemaakt en verspreid later altijd opnieuw kunnen worden veranderd. Op deze manier kan niemand het werk aan het publiek 'ontfutselen' door het aan te passen of in eigen werken op te nemen en het vervolgens onder een eigen, meer beperkte licentie uit te geven. Op deze manier kan het originele werk én alle afgeleiden daarvan steeds weer vrij worden aangepast, uitgebreid en verbeterd.

kopiist aan het werk



















Een kopiist was een monnik die boeken overschreef. Voor de komst van de boekdrukkunst was overschrijven de enige manier om boeken te vermenigvuldigen. Vanaf de 13e eeuw werd de boekvervaardiging stilaan overgenomen door lekenateliers en was de kopiist een van de vele ambachtslieden die bij het maken van een handschrift betrokken waren.

Nadat de oorspronkelijke auteur zijn werk (de autograaf, dat wil zeggen het "zelfgeschreven werk"), had geschreven, was er doorgaans behoefte aan kopieën, zeker waar andere instellingen ook over een exemplaar wilden beschikken. De kopiist reisde dan naar de plaats waar de autograaf zich bevond. Dit kon de residentie van een adellijke persoon zijn, maar vaak was het een klooster.
Ter plaatse werd de autograaf dan in het scriptorium (het schrijfvertrek) overgeschreven, en zo ontstond een afschrift (een apograaf). Een kopiist kon ook weer zo'n kopie tot uitgangspunt nemen, waardoor er een kopie van een kopie ontstond. Het werk was uiterst tijdrovend: De kopiist schreef meestal met een ganzenveer, en met inkt in doorgaans meerdere kleuren. Zo konden de initialen bijvoorbeeld rood zijn. Ook zeer fraai verluchte hoofdstukinitialen zijn bekend, en er waren illustraties. Veelal werd geschreven op perkament of op vellum, kostbare materialen die nog extra secuur werken vereisten. Het overschrijven van een boek kon door dit alles jaren in beslag nemen.

Elke kopie die een kopiist maakte, is uniek. Overschrijven verschilt immers wezenlijk van drukken: er ontstaan geen identieke exemplaren, maar door persoonlijke schrijfstijl, vergissingen en foute interpretaties ontstonden in alle exemplaren afwijkingen of variaties, en ieder door een kopiist afgeschreven werk wordt daarom als unicum beschouwd.
Na de komst van de boekdrukkunst rond 1450 ondervonden de kopiisten allengs concurrentie van die nieuwe vinding. Dat wil niet zeggen dat er plotseling geen nieuwe autografen en geschreven kopieën meer verschenen: zeker de vroegste drukproducten werden niet door ieder met open armen ontvangen, en vele lezers bleven gehecht aan de (relatief dure) handgeschreven boeken.

paper dome uit 1881

zondag 12 februari 2012

zotskolf - battacio - slapstick

quentin massys (16e eeuw)

vrijdag 3 februari 2012