uit: Herman Gorter Gedichten - gekozen en ingeleid door J.C. Brandt Corstius (1946)
dinsdag 16 maart 2010
herman gorter (1864-1927) - mei - een inleiding
'[…] Het gedicht heeft geen vast onderwerp. Het wil geen bepaalde gedachte in beeld brengen. Men kan niet zeggen dat het de dichter erom te doen is het sprookje te vertellen van de maand Mei. Legt men het naast een modern gedicht, dat er enigszins aan doet denken, b.v. Scheppingsdroom van M. Mok, dan bemerkt men dat in het laatste elk vers gericht is op de bedoeling van de dichter het ontwakend dichterschap in een jonge man te beschrijven. Zo'n bepaald onderwerp heeft Mei niet. Het leven zelf wordt er verdicht, uitschietend, vervloeiend naar alle kanten en toch krijgt het volkomen vorm in het argeloze verhaal met zijn natuurlijke begin en einde. Wie het zou willen na vertellen, houdt een schamele geschiedenis over die niet de moeite waard is. Wie het leest voelt: de dichter "leeft duizend levens", het diepe natuurlijke zielsleven doorstroomt hem zonder onderbreking. […]'