Hij gaat regelrecht naar zijn moeder en zegt:
‘Ik ga niet meer naar school.’
De moeder die een aardappel schilt, houdt op. Ze kijkt hem aan.
‘Waarom niet?,’ vraagt ze.
‘Daarom niet!,’ zegt Ernesto. ‘Op school moet ik dingen leren waar ik nog nooit over gehoord heb.’
‘Weer wat nieuws!,’ zegt de moeder en pakt haar aardappel weer op.
Als de vader van Ernesto thuiskomt van zijn werk, vertelt de moeder wat Ernesto gezegd heeft.
‘Dat is een goeie,’ zegt de vader van Ernesto.
De volgende dag gaan de vader en moeder van Ernesto naar de onderwijzer en vertellen hem dat Ernesto niet meer naar school wil.
De onderwijzer kan zich de een of andere Ernesto niet meer goed herinneren.
‘Een blond jongetje van zeven met een bril op,’ zegt de moeder. ‘Wel niet veel bijzonders, maar toch …’
‘Nee, ik zie hem niet voor me,’ zegt de onderwijzer als hij heeft nagedacht.
‘Niemand ziet hem,’ zegt de vader. ‘Er zit ook niets bij.’
‘Laat hem maar eens bij me komen,’ zegt de onderwijzer.
Twee dagen later gaan de vader, de moeder en Ernesto naar de school.
De onderwijzer kijkt Ernesto vragend aan.
‘Ben jij Ernesto?,’ vraagt hij.
‘Helemaal,’ zegt Ernesto.
‘Mooi,’ zegt de onderwijzer. ‘Ik herkende je niet.’
‘Maar ik wel,’ zegt Ernesto.
De moeder wijst op Ernesto en haalt haar schouders op.
‘Je ziet meteen wat voor vlees je in de kuip hebt,’ zegt ze. […]
vertaling © dolf verroen 1972 uitgeverij pandora, den haag