donderdag 2 september 2010

esther jansma - duizend

In het lange, epische gedicht 'Duizend' (tien pagina's) schetste Esther Jansma duizend jaar geschiedenis van de mensheid. Het gedicht verscheen eerder in een aparte jaarwisselingsuitgave van De Arbeiderspers, waarvoor 'tijd' natuurlijk een toepasselijk thema is. Ze reist daarbij langs Tiel, Canterbury, Wittewierum, Kortrijk, De Wereldzee (Columbus), Alkmaar, Bougon, Cuzco, Viareggio en eindigt in Amsterdam in het jaar 1999. Het begint in Tiel, waar hongersnood en leed aan de orde van de dag zijn rond het jaar 1000 en in het jaar 1006 wordt het nog erger.

Dat jaar plunderden Vikingen de handelsstad Tiel.
Godzijdank weet geen mens wat hem wacht.

en:

In onze woonplaatsen heeft de zee de dijken geslecht.
Akkers en boerderijen overstroomd. En nog een ding

zegt hij: rondom vijfduizend mensen verdronken.
(p. 40)

Veel ellende wordt met ironie tegemoet getreden.

Gelukkig
gebeurden er soms grappige dingen, galoppeerden
bijv. duizend paarden met te dikke mannen verkeerd en
verzopen. Bij Kortrijk was dat.
(p. 42)

Met Columbus op pad in 1492 is anders dan in de geschiedenisboeken achteraf:

Vannacht vallen wij van de wereld, vannacht vallen wij
van de wereld. Columbus' vaarlui, kerels die merendeels vrij-
willig aan boord waren, weenden
(p. 43)

Bij Viareggio (1822) gaat het - ook al zijn het de tijden van de grote Engelse romantische dichters - niet veel minder hard aan toe:

Diezelfde achtergrond waar lord Byron
naar verdween tijdens het verbranden van het lijk
van zijn vriend Shelley. Werkelijk cremeren is
een te duur woord voor hoe dat ging: de hitte van zon

en vuur waren zo intens dat de lucht ging trillen en beven.
Het lichaam barstte open en het hart kwam bloot.
(p. 47)

Dit lange gedicht is eigenlijk een Leerdicht. Maar de conclusie leert juist dat mensen van de geschiedenis niets leren en sterker nog, dat ze de geschiedenis niet kunnen onthouden of bevatten:

Alle beroerde dingen, alle handelingen die zo verkeerd
zijn dat ze niet in je hoofd passen, zijn gebeurd.
(p. 48)