uit: Herman Gorter Gedichten - gekozen en ingeleid door J.C. Brandt Corstius (1946)
donderdag 6 mei 2010
over MEI - herman gorter
'Sommige werken leest en herleest men om de wijsheid van geest, de poëzie der gedachte. Mei leest en herleest men om de heerlijkheid van het leven, om de poëzie der onmiddellijke natuur. In geen ander gedicht, voor of ná [18]'80 is zij sterk aanwezig. Men laat de moderne natuurpoëzie graag beginnen bij Guido Gezelle. Hij heeft, evenals Gorter, diepe directe natuurervaringen gekend, maar zijn natuurpoëzie is in wezen godsdienstig. De natuur getuigt, spreekt, looft en prijst. Zij is dienares, de beleving van haar eenheid is verbonden aan een geestelijke conceptie. Dat is in Mei nog niet het geval, ook niet waar het gedicht een sprookje wordt. Het blijft dan poëzie van het onmiddellijke natuurlijke leven, het is nooit het sprookje met een gedachte als doel, zoals de Kleine Johannes.'